Initiatiefwetsvoorstel Wet flexibilisering ingangsdatum AOW

Het Tweede-Kamerlid Klein heeft een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat ertoe moet leiden dat de ingangsdatum van de AOW flexibel wordt. Volgens dit wetsvoorstel kan de ingangsdatum van de AOW maximaal vijf jaren worden vervroegd en ook maximaal vijf jaren worden uitgesteld. Een jaar vervroegen leidt ertoe dat de netto AOW-uitkering met 6,5% wordt gekort en een jaar uitstel leidt tot een verhoging van de bruto uitkering met 6,5%.

Wat betekent dit voor de werknemer en werkgever?
Deze flexibilisering raakt nu de eerste pijler in de oudedagsvoorziening (AOW). In de tweede pijler (werkgeverspensioen) vindt momenteel ook een flexibiliseringsslag plaats, onder meer via de (thans samengevoegde) wetsvoorstellen Wet variabele pensioenuitkering en Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden. Als alle wetsvoorstellen de eindstreep halen ontstaat voor de werknemer tot op zekere hoogte een situatie van een ‘pensioen à la carte’.

Dit wetsvoorstel heeft echter niet alleen gevolgen voor werknemers, maar ook voor werkgevers. Een flexibele uittreedleeftijd voor werknemers leidt er toe dat strategische personeelsplanning voor de werkgever steeds belangrijker wordt. Een werkgever kan er immers niet meer vanuit gaan dat een werknemer tot de ‘standaard’ AOW-leeftijd blijft werken. De in het wetsvoorstel geboden mogelijkheid van deeltijd-AOW leidt bovendien naar verwachting tot extra administratieve lasten voor de werkgever.

Achtergrond
In het verleden zijn er vaker initiatieven geweest om werknemers de mogelijkheid te geven de AOW-ingangsdatum te vervroegen of uit te stellen. Die initiatieven hebben echter niet tot wetgeving geleid. Vorig jaar nog heeft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich kritisch uitgelaten over flexibilisering van de AOW-leeftijd. De bedenkingen van de staatssecretaris liggen met name op het budgettaire vlak, omdat ze verwacht dat een flexibilisering in de praktijk overwegend een vervroeging van de AOW-ingangsdatum zal inhouden wat ook een negatief effect heeft op de werkgelegenheid.

Ook wijst de staatssecretaris op de (mogelijke) budgettaire gevolgen van het selectie-effect. Mensen met een korte levensverwachting hebben er financieel voordeel bij om hun AOW-uitkering eerder te laten ingaan. Volgens de staatssecretaris kan het overigens niet de bedoeling zijn dat flexibilisering leidt tot een groter beroep op bijstandsuitkeringen. Er zou sprake moeten zijn van een situatie waarin voldoende structureel (ander) inkomen wordt genoten. Het huidige initiatiefwetsvoorstel komt hierin tegemoet door dit als voorwaarde te stellen voor het eerder mogen laten ingaan van de AOW-uitkering. Voor mensen zonder substantieel ander inkomen naast de AOW, of personen die een onvolledige opbouw van AOW hebben, zal een vervroeging daarom doorgaans niet zijn weggelegd.

Analyse

Ondanks de bezwaren van de staatssecretaris, wordt de roep om een flexibele AOW steeds luider. Het is momenteel onduidelijk of dit wetsvoorstel in beide kamers op voldoende steun kan rekenen om de eindstreep te halen.

Het is dan ook onzeker of dit of een soortgelijk voorstel tot wet wordt uitgewerkt maar wij blijven de ontwikkelingen op dit gebied voor u volgen en hierover berichten.

Chalant2016-breed-RGB

 

Bron
Tweede Kamer, 19 februari 2016, 34414 nrs. 1, 2 en 3.